Er zijn veel verschillende vogelpokkenvirussen die redelijk soort-specifiek zijn. Dit houdt in dat het vogelpokkenvirus dat bij de ene vogelsoort voorkomt meestal een andere is dan bij een andere vogelsoort.
Vogelpokken kunnen op de poten, snavel, kop of elders op de huid voorkomen (droge vorm of huidvorm genoemd), maar het kan ook inwendig (o.a. slijmvliezen, luchtpijp, longen) afwijkingen veroorzaken (natte vorm). Bij de huidvorm kunnen de vogelpokgezwellen een wratachtig en/of een onregelmatige woekering hebben of meer ‘bol’ vormig zijn. Deze laatste vorm wordt vaak bij koolmezen gezien.
Als de vogelpokken rond de ogen en de snavel groot zijn, kan het de voedselopname beperken. De vogel gaat dan dood door voedselgebrek. Daarnaast kunnen andere ziekteverwekkers, zoals bacteriën en schimmels het lichaam via de woekeringen binnendringen. Een dergelijke secundaire besmetting kan vervolgens tot sterfte leiden. Ook kan de vogel dusdanig verzwakken of slechter zien, dat het een gemakkelijke prooi wordt voor roofdieren.
Het virus kan via bijtende/stekende geleedpotigen, zoals muggen, of via een beschadigde huid, het lichaam binnenkomen. Vogels met pokken worden het gehele jaar door waargenomen. In perioden waarin er veel bijtende en stekende insecten zijn, kan een vogelpokkenuitbraak ontstaan.
Geen berichten gevonden.