Vragen

Op deze pagina vindt u veel gestelde vragen. Door te klikken op de balk, wordt het antwoord zichtbaar.

Melden en insturen dood wild dier:

Alle dood gevonden in het wild levende dieren, m.u.v. walvisachtigen (zie item walvisachtigen), kunnen bij het DWHC worden gemeld. Hierbij is  het DWHC vooral geïnteresseerd in:

  • Buitengewone sterfte (zie daar) van algemeen voorkomende diersoorten.
  • Bijzondere, niet algemeen voorkomende diersoorten.
  • Het ‘speerpuntdier’ van het jaar. Voor 2023 is dat de bever.

Uitzonderingen

  • Verdenking van botulisme kunnen worden gemeld bij de beheerder van het betreffende water (gemeente, waterschap, Rijkswaterstaat). De beheerder besluit, al dan niet in overleg met het WBVR te Lelystad, of de dieren op botulisme worden onderzocht.
  • Verdenking van wetsovertreding kunnen worden gemeld bij de lokale politie of bij een buitengewoon opsporingsambtenaar. Die kunnen al dan niet besluiten om de dieren te laten onderzoeken bij WBVR in Lelystad.

Walvisachtigen


Klik hier voor het melden van walvisachtigen (bruinvissen, dolfijnen en walvissen).

Het dier kan worden gemeld via het meldingsformulier Meld hier uw dode dier. Na het invullen en verzenden van het formulier, ontvangt u automatisch het door u ingevulde formulier op het door u ingevulde e-mail adres.
Het DWHC neemt zo spoedig mogelijk, via de e-mail of telefonisch, contact met u op. In overleg met u en de koeriersdienst wordt bepaald of het dier wordt opgehaald voor onderzoek naar de doodsoorzaak.

Na het melden van een dood gevonden dier, wordt beoordeeld of het dier voor onderzoek wordt opgehaald. Bij deze beoordeling wordt o.a. gekeken naar:

  • de versheid van het kadaver:  hoe lang is het dier dood,
  • of er sprake is van buitengewone sterfte,
  • of er sprake is van een bijzonder dier,
  • of  er sprake is van  een ‘speerpunt’ dier,
  • het aantal reeds eerder onderzochte dieren,
  • het aantal reeds aangenomen dieren op die dag,
  • de weekdag (vrijdag t/m zondag kunnen kadavers slechts zeer beperkt worden opgehaald),
  • of het dier op het adres van de melder of op een ander  adres (verpakt) kan worden opgehaald.

De snelheid van ontbinding van een kadaver hangt o.a. af van  de temperatuur en van de diersoort. In het algemeen kan worden gesteld dat,  om nog goed  onderzoek te kunnen doen naar de doodsoorzaak,  een dier niet langer dan 24 uur dood moet zijn.  Een vers kadaver is dus maximaal 24 uur oud.

In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij uitbraken van ziekten of bij zeldzame diersoorten, worden soms ook dieren onderzocht die langer dan 24 uur, maar korter dan een week, dood zijn.

Bij algemeen voorkomende wilde dieren is sprake van buitengewone sterfte als de sterfte ‘anders is dan normaal”. Dit houdt in dat er:

  • Meerdere dode dieren op dezelfde plek liggen of dat er
  • in het gebied meer sterfte dan normaal is voor dat gebied in dat jaargetijde of dat
  • het dier afwijkend gedrag vertoonde voor het doodgaan of dat
  • het dode dier een “vreemde” houding heeft (het zit/ligt  anders dan normaal gesproken).

Hoe kan ik een dier koelen?

Voor het onderzoek naar de doodsoorzaak is het belangrijk dat een dier zo goed als mogelijk wordt gekoeld, maar niet wordt ingevroren.

Hoewel u het dier dubbel* verpakt en de buitenkant in principe schoon zou moeten zijn, is het niet verstandig om een dier in dezelfde koelkast te leggen als waar levensmiddelen in worden bewaard.

Dieren hebben een isolerende vacht of veren waardoor de organen van binnen niet snel afkoelen en het ontbindingsproces (autolyse)** snel begint.

Pak een dood dier niet met blote handen, maar met wegwerphandschoenen of een plastic zak op.

  • Vriest het?
    Leg het dier dan ingepakt in kranten in een niet verwarmde schuur zodat het minder dan 4 °C is, maar niet vriest.
  • Is het buiten tussen 0 en 4 °C?
    Dan kan een dier buiten worden bewaard mits het in de schaduw ligt.
  • Is het buiten warmer dan 4 °C?
    Dan moet het dier zo koel mogelijk (maar niet in de diepvries) bewaard worden.
    • Is het dier net dood en nog warm?
      Koel het dier dan eerst goed met koud water alvorens deze dubbel* wordt verpakt. Als een dier warm in een plastic zak(je) gedaan wordt, kan het gaan broeien en koelt het niet voldoende snel.
    • Is het dier al ‘koud’?
      Verpak het dier dubbel* en leg het zo koel mogelijk, maar niet in de diepvries. Een kelder of vloer in de schuur voelt vaak koud aan, maar is meestal te warm.

Een aantal mogelijkheden om het dubbel verpakte dier koel te bewaren totdat het kan worden opgehaald, zijn:

Rol een krant om het ingepakte dier en leg het samen met een of meerdere koelelementen in een doos met meerdere kranten(proppen). Maak de koelelementen goed schoon alvorens ze hergebruikt worden.

Leg het in een koeling waarin geen levensmiddelen worden bewaard.

Leg het in een emmer/bak/kruiwagen met koud water met ijsblokjes of koelelementen. Zorg dat het in de schaduw staat. Als het warm weer is, dan is het raadzaam om na enkele uren de elementen te vervangen of nieuwe ijsblokjes toevoegen. Doe voor het transport nog even een droge plastic zak er omheen en bevestig aan de droge zak de gegevens m.b.t. het dier. Maak de koelelementen goed schoon alvorens ze hergebruikt worden.

* Dubbel verpakken:
Het dubbel verpakken (in twee plastic zakken, waarbij de buitenste plastic zak ‘schoon’ blijft), is belangrijk om besmetting van de omgeving tijdens het koelen en het transport te voorkomen.
Hang aan de (buitenste) plastic zak gegevens m.b.t. het dier (diersoort, uw naam en woonplaatst), Het beste kan een uitgeprint exemplaar van het ingevulde formulier worden bevestigd.

Hoe u het beste het kadaver kunt verpakken, kunt u lezen in de algemene handleiding voor het verpakken van een kadaver of het bekijken van de video over dubbele verpakking van kleine kadavers.

**Autolyse
Inwendig begint het ontbindingsproces kort nadat een dier is doodgegaan. Afhankelijk van de grootte van het dier, zijn isolerende vacht en/of vetlaag en de omstandigheden (liggend in de zon, en/of bij warme temperaturen) kunnen de organen al binnen enkele uren ongeschikt zijn voor goed onderzoek naar de doodsoorzaak. Een dier ziet er dan aan de buitenkant nog perfect uit, maar de organen kunnen dan al grotendeels zijn vergaan.

Autolytische pimpelmees:
De organen zijn al aan het vergaan en niet meer als zodanig te herkennen.

Autolytische bever:
Deze bever zag er aan de buitenkant nog goed uit, maar de  organen waren van binnen geheel vergaan en tot één grote brei geworden.

Hoe moet een kadaver worden verpakt

Een kadaver dat wordt opgehaald, moet dubbel worden verpakt.
Hang aan de (buitenste) plastic zak, een uitgeprint exemplaar van het ingevulde formulier of een briefje met daarop de diersoort, uw NAW-gegevens en telefoonnummer.
Hoe u het beste het kadaver kunt verpakken, kunt u lezen in de algemene handleiding voor het verpakken van een kadaver. Klik hier voor de handleiding.
In sommige gevallen zullen specifieke instructies worden gegeven en/of zal verpakkingsmaterialen worden verstrekt.

Het DWHC werkt met een koeriersdienst die de dode dieren ophaalt. Na uw melding zal de DWHC contactpersoon van dienst met u overleggen over het al dan niet laten ophalen van het dode dier voor onderzoek. Het dubbel verpakte dode dier wordt op het opgegeven of op een afgesproken adres opgehaald.

DWHC heeft geen buitendienst die kadavers uit het veld haalt.

Aan de melding van een dood dier zijn voor de melder geen kosten verbonden. Het DWHC  neemt  de kosten voor het transport en het onderzoek  naar de doodsoorzaak op zich. Bij speciale projecten en bij uitbraken met grote aantallen dieren kunnen aparte regelingen gelden. Wanneer  forensisch onderzoek noodzakelijk is, gelden andere regels en worden kosten in rekening gebracht.

Dode dieren kunnen gemeld worden via het meldingsformulier Meld hier uw dode dier.

Voor vragen kunt u mailen naar dwhc@uu.nl.

Het DWHC is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 9.00 t/m 13.00 uur. Het telefoonnummer is: Tel. 030 – 253 79 25

Buiten de kantooruren kunt u uw vragen doorgeven via de e-mail of het contactformulier en kunt u dode dieren melden via  het meldingsformulier.

Belt u buiten kantooruren, dan wordt u doorgeschakeld naar de voicemail. Deze zal de eerst volgende werkdag worden afgeluisterd.  
Vermeld bij het inspreken van het voicemail bericht duidelijk uw naam en telefoonnummer en laat een boodschap achter.
Zonder deze informatie kunnen wij u niet terugbellen en kunnen we de urgentie niet bepalen.

De meeste wilde diersoorten in Nederland zijn wettelijk beschermd, ook al zijn ze dood.
Het in het bezit hebben, vervoer of het ter vervoer aanbieden van beschermde inheemse diersoorten is dan ook strafbaar. DWHC beschikt over een machtiging waarmee het dier uit het veld meegenomen mag worden voor nader onderzoek bij het DWHC. Deze machtiging kan het DWHC tijdelijk per SMS aan u doorgeven zodat de noodzakelijke handelingen verricht kunnen worden om het dier uit het veld mee te nemen en te transporteren resp. ter transport aan te bieden voor nader onderzoek door DWHC.

Het vogeltrekstation is het administratieve centrum van alle vogelringwerk in Nederland. Zij beheert de ring- en terugmeldgegevens van geringde vogels. Het vogeltrekstation is een samenwerkingsverband van NIOO-KNAW en de Ringersvereniging.

Er zijn verschillende soorten vogelringen. Op de website van het vogeltrekstation vindt u de benodigde informatie voor het melden van een vogelring: Ring gevonden? – Vogeltrekstation

Een ring wordt gemeld in het land waar de vogel is gevonden. Een in het buitenland geringde vogel die in Nederland is gevonden, wordt dan in Nederland ingevoerd (zie link hierboven van het vogeltrekstation).

Heeft u in het buitenland een vogelring gevonden, dan kan deze gemeld worden op www.ring.ac

Wat zijn algemene hygiëne maatregelen?

  • Vermijd het contact van dode dieren met blote handen. Dit kan met wegwerphandschoenen die na eenmalig gebruik worden weggedaan of met behulp van een plastic zak(je) zoals weergegeven in het filmpje over dubbele verpakking van kleine kadavers.
  • Was regelmatig je handen, in ieder geval na contact met dieren (zowel levende als dode dieren). Meer informatie en een video over handen wassen is te vinden op de website van het RIVM: https://www.rivm.nl/hygiene/handen-wassen
  • Zorg bij wondjes voor een goede wondhygiëne door de wond zorgvuldig te desinfecteren en verbind schaaf- en snijwondjes.
  • Het eten van een dood gevonden dier is ten sterkste af te raden, evenals het voeren van een kadaver aan een huisdier.
  • Algemene informatie over hygiëne is te vinden op de website van het RIVM: https://www.rivm.nl/hygiene

Algemene vragen:

Wie ruimt dode in het wild levende dieren op?

Dat is afhankelijk waar het dode wilde dier ligt:

  • Tuin, balkon, eigen terrein -> U moet deze zelf opruimen. Zie Dode vogel opruimen op rijksoverheid.nl
    Sommige gemeenten hebben een aparte kadaverton op de gemeentewerf. Neem contact op met de gemeente.
  • Lokale weg of – water -> Gemeente. In sommige gemeenten is het ophalen van wilde dode dieren geregeld via de dierenambulances. Neem contact op met de gemeente.
  • Provinciale weg -> Provincie
  • Provinciaal water -> Waterschap (klik hier om het waterschap te zoeken https://www.waterschappen.nl/mijn-waterschap/)
  • Rijkswater of (auto)snelweg -> Bij gevaarlijke situatie (groot dier op snelweg): bel 112; Niet urgente situaties kunnen gemeld worden bij Rijkswaterstaat via 0800 8002. Zie ook https://www.rijkswaterstaat.nl/nieuws/archief/2022/04/pas-op-voor-wild-op-de-snelweg voor melden via Twitter of contactformulier.
  • Langs het spoor -> ProRail (0800 77 67 245)
  • Natuurgebied -> de beheerder van het gebied.

Zie ook de door de NVWA opgestelde Handleiding voor het opruimen van dood gevonden wilde (water)vogels en de Leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/11/22/bijlage-1-leidraad-omgang-met-wilde-vogels-met-vogelgriep

Het is belangrijk om bij het voeren van tuinvogels de noodzakelijke hygiëne in acht te nemen om te voorkomen dat het voeren een averechtse werking heeft en de vogels doodgaan door ziekten die via de voerplaats worden overgedragen.

  • Maak voedertafels (grondig spoelen)  en vogelbaden iedere dag schoon. Laat ze eerst opdrogen, alvorens ze opnieuw te gebruiken.
  • Ontsmet voedertafels en vogelbaden regelmatig. Een geschikt ontsmettingsmiddel is bijvoorbeeld een verdunde huishoud- bleekwater oplossing (5% natrium- hypochloride) of een andere desinfectiemiddel.
    Daarna goed afspoelen met water en goed laten drogen.
  • Verplaats de voedertafels regelmatig om te voorkomen dat ziekteverwekkers zich onder de voedertafel kunnen ophopen.
  • Bij sterfte van tuinvogels is het raadzaam om minder te voeren; nog beter is het om het voeren gedurende 2 – 4 weken te stoppen.

Persoonlijke hygiëne
Draag rubberen handschoenen bij het schoonmaken en was je handen grondig na afloop, met name voordat je gaat eten of drinken. Gebruik wegwerp handschoenen bij het verwijderen van dode vogels.

Bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte, zoals Klassieke varkenspest en Mond-en-klauwzeer, moet contact worden opgenomen met de NVWA via het landelijk meldpunt voor dierziekten, telefoon: 045 – 546 31 88. Er zijn geen kosten verbonden aan het melden van een verdenking. De kadavers mogen niet worden versleept.

Welke ziekten voor welke diergroepen meldingsplichtig zijn, staat in de Europese Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op
het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) en in de Regeling Diergezondheid.

Translocatie van wilde dieren vindt plaats in het kader van  (her)introductie en bijplaatsen van diersoorten.
Om in het wild levende dieren te mogen verplaatsen, is een ontheffing noodzakelijk. In  de Beleidslijn herintroducties (Kamerstuk 31200 XIV, nr. 215) zijn de Nederlandse richtlijnen opgenomen.
Nederland is lid van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en sluit aan bij het beleid dat binnen de IUCN wordt ontwikkelt, ook waar het herintroducties en andere translocaties betreft. Vandaar dat de IUCN richtlijnen ook gelden voor herintroducties en andere translocaties in Nederland (zie bijlage 1 van Kamerstuk 31200 XIV, nr. 215).

  • Draag altijd wegwerphandschoenen en gooi deze na eenmalig gebruik weg.
  • Zorg bij wondjes voor een goede wond-hygiëne door de wond zorgvuldig te desinfecteren en verbind schaaf- en snijwondjes.
  • Was uw handen met zeep en veel water en droog ze goed, na contact met dode dieren.
  • Was uw handen opnieuw goed vóór het eten.

In sommige gevallen zijn extra beschermingsmaatregelen noodzakelijk:

  • ontweiden hazen en schoonspoelen met water:
    • Als hazen na het ontweiden worden schoongespoten met water (zoals in Duitsland wordt toegepast) is het aan te raden een mondkapje met FFP2 filter te dragen. Gewone mondkapjes houden de tularemie (hazenpest) bacterie niet tegen.

Informatie over Q-koorts en de te nemen hygiëne maatregelen om besmetting met Q-koorts bij het ontweiden van vrouwelijk grofwild te voorkomen, staan weergegeven in het document: Q-koorts ontweiden grofwild – juli 2017
De extra maatregelen bij het ontweiden van vrouwelijk grofwild zijn:

  • bij het ontweiden van vrouwelijk grofwild met een weidwondschot, en als het dier een misvormde baarmoeder heeft:
    • Draag wegwerphandschoenen, liefst een mondkapje met FFP2 filter en beschermende kleding (wegwerpoverall en laarzen). Gooi de handschoenen, overall en mondkapje weg en ontsmet de laarzen.
    • Laat de baarmoeder intact en beperk het contact met vruchtwater en moederkoek van drachtige dieren en contact met doodgeboren dieren.
    • Begraaf het ontweidsel en de baarmoeder.
    • Was na afloop de handen met zeep en veel water en droog ze goed.
  • als de baarmoeder wordt opengesneden om het aantal foetussen te tellen:
    • Draag naast de wegwerphandschoenen, ook een mondkapje met FFP2 filter (gewone mondkapjes houden de Q-koorts bacterie niet tegen) en beschermende kleding (wegwerpoverall en laarzen). Gooi de handschoenen, overall en mondkapje weg en ontsmet de laarzen.
    • Begraaf de baarmoeder, placenta(s) en foetussen.
    • Was na afloop de handen met zeep en veel water en droog ze goed.

Het is niet toegestaan om een geschoten wild zwijn of delen daarvan mee te nemen uit een gebied met Varkenspest, dit geldt zowel voor gebieden met Klassieke varkenspest als met Afrikaanse varkenspest.
De tanden mogen, mits verwijderd van de schedel, en gereinigd en ontsmet, meegenomen worden.
Informeer altijd bij de lokale overheid en/of jagersvereniging naar de laatste keurings- en andere geldende regels en voorschriften.

Wanneer jagers in een besmet gebied gaan jagen is het belangrijk dat de volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen:

  • Na de jacht handen wassen met water en zeep.
  • Laarzen en gebruikte materialen die in contact zijn geweest met een wild zwijn (bv. wildbak) grondig reinigen. Een goede reiniging wordt gerealiseerd door eerst met een borstel het ergste vuil te verwijderen. Vervolgens alle oppervlakten met water en zeep schoonmaken en laten drogen.
  • Voertuig ter plekke of in een nabijgelegen wasstraat reinigen (inclusief wielkasten). Ook vuil geworden oppervlakten binnenin het voertuig (bv. voetmat) reinigen. Zittingen kunnen van te voren worden afgedekt met plastic.
  • Kleding wassen op 40°C of 60°C met een hoofdwasmiddel (wit).
  • Geen jachthonden meenemen naar besmette gebieden in het buitenland.
  • Tenminste 72 uur volgend op contact met een wilde zwijn of jagen in besmet gebied, geen varkensbedrijven bezoeken. Jagers met een beroepsmatige binding met gehouden varkens worden overigens geheel afgeraden te jagen in besmette gebieden.
  • Het is niet toegestaan om een geschoten wild zwijn of delen daarvan mee te nemen uit een gebied met Varkenspest, dit geldt zowel voor gebieden met Klassieke varkenspest als met Afrikaanse varkenspest. De tanden mogen, mits verwijderd van de schedel, en gereinigd en ontsmet, meegenomen worden.
  • Informeer bij de lokale overheid en/of jagersvereniging naar de laatste keurings- en andere geldende regels en voorschriften.