Hoe kunnen we vogelgrieprisico’s voor vogelkolonies verminderen?
Een gezamenlijk bericht van Waardenburg Ecology, Sovon, DWHC, Vogelbescherming
In 2022 was er ongekend grootschalige uitbraak van vogelgriep in zeevogelkolonies in de landen rond de Noordzee. In het internationale waddengebied en andere natuurgebieden langs de kust werd een aanzienlijke sterfte vastgesteld. Vooral grote sterns werden getroffen. Ook onder visdieven, kokmeeuwen en zilvermeeuwen vielen veel slachtoffers. Een groep experts heeft een reeks van maatregelen voor terreinbeheerders voorgesteld om het risico op nieuwe uitbraken te verminderen.
Om voorbereid te zijn op toekomstige uitbraken van hoogpathogene vogelgriep organiseerde het Common Wadden Sea Secretariat op 22-23 maart jl. in Wilhelmshaven (D) een workshop om prioriteiten voor het beheer van vogelkolonies vast te stellen. Onder de deelnemers waren virologen, epidemiologen, veterinaire deskundigen, ornithologen en terreinbeheerders uit Denemarken, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Op basis van een risicobeoordeling van de introductie en verspreiding van vogelgriep onder grote sterns stellen ze maatregelen voor die helpen om het virus in vogelkolonies tegen te gaan.
Mogelijke beheermaatregelen
Om de risicofactoren in kaart te brengen is kennis over de biologie en epidemiologie van het virus gebruikt. Die is gecombineerd met informatie over het gedrag van de sterns en de waarschijnlijkheid dat deze factoren een rol spelen bij de introductie en verspreiding van het virus in een broedkolonie. Op basis hiervan is een reeks maatregelen voorgesteld om de risico’s van introductie en verspreiding te minimaliseren. Hoewel de focus ligt op de grote Stern, kunnen deze beheermaatregelen ook worden toegepast in kolonies van andere watervogelsoorten. Omdat veel kolonies in gebieden liggen die worden beheerd door Terreinbeherende Organisaties (TBO’s), hebben zij hierbij een centrale rol.
Beheermaatregelen: voorkomen introductie
Broedlocaties. Stel vast welke broedlocaties actueel en potentieel geschikt zijn voor grote sterns (en andere kolonievogels als visdief, kokmeeuw en zilvermeeuw). Verwijder vanaf 10 april (voor eerste eileg) vogelkarkassen uit de geschikte broedlocaties.
Risico-spreiding. Overweeg het inrichten van alternatieve locaties. Grote sterns kunnen mogelijk naar geschikte broedlocaties worden gelokt met behulp van lokvogels en geluid.
Vroege detectie. Houd de situatie in de broedkolonies voortdurend in de gaten zodra grote sterns terugkeren uit hun overwinteringsgebied, indien mogelijk met drones, live camera’s of via bezoeken aan de kolonies. Let vooral op grote sterns en kokmeeuwen, maar houd ook rekening met ziektegevallen bij andere kwetsbare soorten, zoals eenden, ganzen en steltlopers.
Opruimen karkassen. Begin met het verwijderen van verse karkassen zodra zieke vogels worden ontdekt of de sterftecijfers boven de natuurlijke grenzen beginnen te stijgen. Bij grote stern dient men extra alert te zijn wanneer meer dan één dode adulte vogel wordt gevonden. Reinig en desinfecteer alle apparatuur (inclusief persoonlijke uitrusting en bewakingsapparatuur, maar ook zakjes om vogels in te houden, meetapparatuur, etc.) grondig bij het verlaten van de broedlocatie en opnieuw bij het betreden van een broedkolonie om het risico op verspreiding via menselijke activiteit op de broedplaats en naar andere broedplaatsen te minimaliseren.
Preventie. Geef voorlichting aan iedereen die tijdens het broedseizoen een kolonie betreedt, over het juiste gebruik van beschermende uitrusting, ontsmettingsmiddelen, maar ook over de juiste verwijdering van gebruikt (en mogelijk besmet) materiaal en het volgen van de leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep.
Beheermaatregelen: voorkomen verspreiding
Opruimen van karkassen. Organiseer in samenwerking met de lokale gemeente en de NVWA een veilige opruiming van potentieel grote aantallen karkassen. Check deze op aanwezigheid van metalen ringen en kleurringen en meld deze bij het Vogeltrekstation.
Opruimfrequentie. Verwijder bij voorkeur regelmatig de karkassen van grote sterns en andere soorten. Idealiter elke dag, vooral in de vroege fase van een mogelijke uitbraak, maar ten minste eenmaal per week. Bepaal op basis van de sterftecijfers of het opruimen moet worden gestopt.
Surveillance van ziekevogels. Noteer de locatie en datum van zieke vogels met duidelijke symptomen van hoogpathogene vogelgriep om potentiële karkassen kort daarna te verwijderen.
Aanbieden voor onderzoek. Verzamel 3 verse karkassen voor diagnostiek. Als meerdere soorten dood zijn, dan 1 of 2 verse kadavers per soort. Meld deze bij het DWHC voor onderzoek. Daarnaast kan in overleg met het DWHC overwogen worden om bij een grote uitbraak een grotere steekproef te nemen van zieke vogels/karkassen met keel- en cloacaswabs.
Communicatie. Deel de informatie over bevestigde en potentiële gevallen van hoogpathogene vogelgriep in broedkolonies zo snel mogelijk met naburige terreinbeheerders.
Compartimentatie. Overweeg om in kolonies compartimenten (bv. lage hekken van kippengaas of faunascherm) te plaatsen om de bewegingsvrijheid van de kuikens binnen de kolonie te beperken en om de rol van deze factor bij de verspreiding van het virus mee te nemen in onderzoek.
Zoetwaterplassen. Controleer zoetwaterplassen in de buurt van kolonies op hun mogelijke rol in de verspreiding van het virus. Het opruimen van karkassen uit deze wateren en de oevers wordt sterk aanbevolen.
Bijhouden van uitbraak en maatregelen. Wij adviseren om bij een uitbraak van hoogpathogene vogelgriep per kolonie een logboek bij te houden met informatie over het begin van de ziekteverschijnselen, hoeveel zieke en dode vogels er zijn gevonden en hoeveel getest, en of ze inderdaad opgeruimd konden worden. Het is ook heel belangrijk voor epidemiologische analyses om inzicht te krijgen in de aantallen levende vogels per soort. Ook is het raadzaam om de aanwezigheid van wilde zoogdieren bij de waarnemingen op te nemen. Een Excel-sjabloon voor het bijhouden van deze aantallen en maatregelen staat binnenkort op de DWHC website. Het kan ook opgevraagd worden door te mailen aan dwhc@uu.nl. Hoe uniformer de informatie wordt bijgehouden, hoe makkelijker deze te vergelijken is.