Op deze pagina vindt u veel gestelde vragen. Door te klikken op de balk, wordt het antwoord zichtbaar.
Melden en insturen dood wild dier:
Alle dood gevonden in het wild levende dieren, m.u.v. walvisachtigen (zie item walvisachtigen), kunnen bij het DWHC worden gemeld. Hierbij is het DWHC vooral geïnteresseerd in:
Klik hier voor het melden van walvisachtigen (bruinvissen, dolfijnen en walvissen).
Het dier kan worden gemeld via het meldingsformulier Meld hier uw dode dier. Na het invullen en verzenden van het formulier, ontvangt u automatisch het door u ingevulde formulier op het door u ingevulde e-mail adres.
Het DWHC neemt zo spoedig mogelijk, via de e-mail of telefonisch, contact met u op. In overleg met u en de koeriersdienst wordt bepaald of het dier wordt opgehaald voor onderzoek naar de doodsoorzaak.
Na het melden van een dood gevonden dier, wordt beoordeeld of het dier voor onderzoek wordt opgehaald. Bij deze beoordeling wordt o.a. gekeken naar:
De snelheid van ontbinding van een kadaver hangt o.a. af van de temperatuur en van de diersoort. In het algemeen kan worden gesteld dat, om nog goed onderzoek te kunnen doen naar de doodsoorzaak, een dier niet langer dan 24 uur dood moet zijn. Een vers kadaver is dus maximaal 24 uur oud.
In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij uitbraken van ziekten of bij zeldzame diersoorten, worden soms ook dieren onderzocht die langer dan 24 uur, maar korter dan een week, dood zijn.
Bij algemeen voorkomende wilde dieren is sprake van buitengewone sterfte als de sterfte ‘anders is dan normaal”. Dit houdt in dat er:
Voor het onderzoek naar de doodsoorzaak is het belangrijk dat een dier zo goed als mogelijk wordt gekoeld, maar niet wordt ingevroren.
Hoewel u het dier dubbel* verpakt en de buitenkant in principe schoon zou moeten zijn, is het niet verstandig om een dier in dezelfde koelkast te leggen als waar levensmiddelen in worden bewaard.
Dieren hebben een isolerende vacht of veren waardoor de organen van binnen niet snel afkoelen en het ontbindingsproces (autolyse)** snel begint.
Pak een dood dier niet met blote handen, maar met wegwerphandschoenen of een plastic zak op.
Een aantal mogelijkheden om het dubbel verpakte dier koel te bewaren totdat het kan worden opgehaald, zijn:
Rol een krant om het ingepakte dier en leg het samen met een of meerdere koelelementen in een doos met meerdere kranten(proppen). Maak de koelelementen goed schoon alvorens ze hergebruikt worden.
Leg het in een koeling waarin geen levensmiddelen worden bewaard.
Leg het in een emmer/bak/kruiwagen met koud water met ijsblokjes of koelelementen. Zorg dat het in de schaduw staat. Als het warm weer is, dan is het raadzaam om na enkele uren de elementen te vervangen of nieuwe ijsblokjes toevoegen. Doe voor het transport nog even een droge plastic zak er omheen en bevestig aan de droge zak de gegevens m.b.t. het dier. Maak de koelelementen goed schoon alvorens ze hergebruikt worden.
* Dubbel verpakken:
Het dubbel verpakken (in twee plastic zakken, waarbij de buitenste plastic zak ‘schoon’ blijft), is belangrijk om besmetting van de omgeving tijdens het koelen en het transport te voorkomen.
Hang aan de (buitenste) plastic zak gegevens m.b.t. het dier (diersoort, uw naam en woonplaatst), Het beste kan een uitgeprint exemplaar van het ingevulde formulier worden bevestigd.
Hoe u het beste het kadaver kunt verpakken, kunt u lezen in de algemene handleiding voor het verpakken van een kadaver of het bekijken van de video over dubbele verpakking van kleine kadavers.
**Autolyse
Inwendig begint het ontbindingsproces kort nadat een dier is doodgegaan. Afhankelijk van de grootte van het dier, zijn isolerende vacht en/of vetlaag en de omstandigheden (liggend in de zon, en/of bij warme temperaturen) kunnen de organen al binnen enkele uren ongeschikt zijn voor goed onderzoek naar de doodsoorzaak. Een dier ziet er dan aan de buitenkant nog perfect uit, maar de organen kunnen dan al grotendeels zijn vergaan.
Autolytische pimpelmees:
De organen zijn al aan het vergaan en niet meer als zodanig te herkennen.
Autolytische bever:
Deze bever zag er aan de buitenkant nog goed uit, maar de organen waren van binnen geheel vergaan en tot één grote brei geworden.
Een kadaver dat wordt opgehaald, moet dubbel worden verpakt.
Hang aan de (buitenste) plastic zak, een uitgeprint exemplaar van het ingevulde formulier of een briefje met daarop de diersoort, uw NAW-gegevens en telefoonnummer.
Hoe u het beste het kadaver kunt verpakken, kunt u lezen in de algemene handleiding voor het verpakken van een kadaver. Klik hier voor de handleiding.
In sommige gevallen zullen specifieke instructies worden gegeven en/of zal verpakkingsmaterialen worden verstrekt.
Het DWHC werkt met een koeriersdienst die de dode dieren ophaalt. Na uw melding zal de DWHC contactpersoon van dienst met u overleggen over het al dan niet laten ophalen van het dode dier voor onderzoek. Het dubbel verpakte dode dier wordt op het opgegeven of op een afgesproken adres opgehaald.
DWHC heeft geen buitendienst die kadavers uit het veld haalt.
Aan de melding van een dood dier zijn voor de melder geen kosten verbonden. Het DWHC neemt de kosten voor het transport en het onderzoek naar de doodsoorzaak op zich. Bij speciale projecten en bij uitbraken met grote aantallen dieren kunnen aparte regelingen gelden. Wanneer forensisch onderzoek noodzakelijk is, gelden andere regels en worden kosten in rekening gebracht.
Dode dieren kunnen gemeld worden via het meldingsformulier Meld hier uw dode dier.
Voor vragen kunt u mailen naar dwhc@uu.nl.
Het DWHC is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 9.00 t/m 13.00 uur. Het telefoonnummer is: Tel. 030 – 253 79 25
Buiten de kantooruren kunt u uw vragen doorgeven via de e-mail of het contactformulier en kunt u dode dieren melden via het meldingsformulier.
Belt u buiten kantooruren, dan wordt u doorgeschakeld naar de voicemail. Deze zal de eerst volgende werkdag worden afgeluisterd.
Vermeld bij het inspreken van het voicemail bericht duidelijk uw naam en telefoonnummer en laat een boodschap achter.
Zonder deze informatie kunnen wij u niet terugbellen en kunnen we de urgentie niet bepalen.
Het vogeltrekstation is het administratieve centrum van alle vogelringwerk in Nederland. Zij beheert de ring- en terugmeldgegevens van geringde vogels. Het vogeltrekstation is een samenwerkingsverband van NIOO-KNAW en de Ringersvereniging.
Er zijn verschillende soorten vogelringen. Op de website van het vogeltrekstation vindt u de benodigde informatie voor het melden van een vogelring: Ring gevonden? – Vogeltrekstation
Een ring wordt gemeld in het land waar de vogel is gevonden. Een in het buitenland geringde vogel die in Nederland is gevonden, wordt dan in Nederland ingevoerd (zie link hierboven van het vogeltrekstation).
Heeft u in het buitenland een vogelring gevonden, dan kan deze gemeld worden op www.ring.ac
Dat is afhankelijk waar het dode wilde dier ligt:
Zie ook de door de NVWA opgestelde Handleiding voor het opruimen van dood gevonden wilde (water)vogels en de Leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/11/22/bijlage-1-leidraad-omgang-met-wilde-vogels-met-vogelgriep
Het is belangrijk om bij het voeren van tuinvogels de noodzakelijke hygiëne in acht te nemen om te voorkomen dat het voeren een averechtse werking heeft en de vogels doodgaan door ziekten die via de voerplaats worden overgedragen.
Persoonlijke hygiëne
Draag rubberen handschoenen bij het schoonmaken en was je handen grondig na afloop, met name voordat je gaat eten of drinken. Gebruik wegwerp handschoenen bij het verwijderen van dode vogels.
Bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte, zoals Klassieke varkenspest en Mond-en-klauwzeer, moet contact worden opgenomen met de NVWA via het landelijk meldpunt voor dierziekten, telefoon: 045 – 546 31 88. Er zijn geen kosten verbonden aan het melden van een verdenking. De kadavers mogen niet worden versleept.
Welke ziekten voor welke diergroepen meldingsplichtig zijn, staat in de Europese Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op
het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) en in de Regeling Diergezondheid.
Translocatie van wilde dieren vindt plaats in het kader van (her)introductie en bijplaatsen van diersoorten.
Om in het wild levende dieren te mogen verplaatsen, is een ontheffing noodzakelijk. In de Beleidslijn herintroducties (Kamerstuk 31200 XIV, nr. 215) zijn de Nederlandse richtlijnen opgenomen.
Nederland is lid van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en sluit aan bij het beleid dat binnen de IUCN wordt ontwikkelt, ook waar het herintroducties en andere translocaties betreft. Vandaar dat de IUCN richtlijnen ook gelden voor herintroducties en andere translocaties in Nederland (zie bijlage 1 van Kamerstuk 31200 XIV, nr. 215).
Hygiënemaatregelen ontweiden wild
In sommige gevallen zijn extra beschermingsmaatregelen noodzakelijk:
Informatie over Q-koorts en de te nemen hygiëne maatregelen om besmetting met Q-koorts bij het ontweiden van vrouwelijk grofwild te voorkomen, staan weergegeven in het document: Q-koorts ontweiden grofwild – juli 2017
De extra maatregelen bij het ontweiden van vrouwelijk grofwild zijn:
Het is niet toegestaan om een geschoten wild zwijn of delen daarvan mee te nemen uit een gebied met Varkenspest, dit geldt zowel voor gebieden met Klassieke varkenspest als met Afrikaanse varkenspest.
De tanden mogen, mits verwijderd van de schedel, en gereinigd en ontsmet, meegenomen worden.
Informeer altijd bij de lokale overheid en/of jagersvereniging naar de laatste keurings- en andere geldende regels en voorschriften.
Wanneer jagers in een besmet gebied gaan jagen is het belangrijk dat de volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen: