RIVM: Geringe verspreiding van vossenlintworm in Oost-Groningen



Tekst: Miriam Maas, Annika van Roon, Cecile Dam-Deisz en Joke van der Giessen
RIVM-Centrum Infectieziektenbestrijding
Centrum voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie

De vossenlintworm is een parasiet die bij vossen voorkomt en waar mensen ernstig ziek van kunnen worden. Het RIVM heeft onderzocht waar en hoe vaak de vossenlintworm in Noordoost-Nederland voorkomt. Hiervoor zijn van oktober 2016 tot en met maart 2017 171 vossen uit de provincies Groningen en Drenthe onderzocht. Bij twee vossen is vossenlintworm aangetroffen. Beide vossen kwamen uit de provincie Groningen. Daarmee lijkt de vossenlintworm in het onderzochte gebied niet te zijn toegenomen. Wel is de vossenlintworm gevonden buiten het bekende verspreidingsgebied.

De vossenlintworm (Echinococcus multilocularis) is een lintworm die vooral bij vossen voorkomt, maar ook bij honden, wasbeerhonden en soms katten. Bij besmette vossen is de lintworm aanwezig in de darm. Via de ontlasting kunnen eitjes van de vossenlintworm in de omgeving of op de vos zelf terecht komen. In Nederland is de vossenlintworm al langer bekend uit Limburg en Oost-Groningen. Mensen kunnen besmet raken met de eitjes van de vossenlintworm door bijvoorbeeld het eten van besmette wilde bosvruchten, paddenstoelen of valfruit en ook door (in)direct contact met besmette vossen. De kans dat mensen besmet raken met eitjes van de vossenlintworm en dan ziek worden is zeer klein. Als ze echter ziek worden, kan een ernstige ziekte ontstaan (alveolaire echinokokkose) die zich meestal pas na 5-15 jaar openbaart. Daarom voert het RIVM onderzoek uit naar de vossenlintworm in Nederland.

In Limburg werd in het meest recente onderzoek van 2012-2013 een sterke stijging van het voorkomen van vossenlintworm gevonden. De laatste gegevens over de vossenlintworm in Groningen dateren van 1998-2000, toen 9% van de 106 onderzochte vossen in Oost-Groningen besmet bleek met de vossenlintworm. Om de huidige verspreiding en prevalentie van de vossenlintworm in Noordoost-Nederland te bepalen, heeft het RIVM van oktober 2016 tot en met maart 2017 vossen uit de provincies Groningen en Drenthe onderzocht.

 Deelnemende jagers van 39 WBE’s in het onderzoeksgebied ontvingen verzamelpakketten met materialen zodat zij veilig de vossen konden hanteren. Als zij vossen hadden geschoten, werden deze opgehaald door een koerier en naar het RIVM gebracht voor onderzoek. Op het RIVM werden de vossen minimaal drie dagen ingevroren bij -80°C, om eventueel aanwezige eieren te doden. Vervolgens werd sectie op de vossen uitgevoerd, waarbij dikke darminhoud en de dunne darm werden verzameld voor onderzoek naar de vossenlintworm. Alleen vossen geschoten van 1 oktober 2016 tot en met 31 maart 2017 werden onderzocht.

Er zijn in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 maart 2017 173 vossen opgestuurd naar het RIVM, waarvan 98 rekels waren en 54 vossen ouder waren dan één jaar. In totaal kwamen 93 vossen uit de provincie Drenthe, 77 vossen uit de provincie Groningen en drie vossen van een onbekende locatie (geen formulieren bijgevoegd). Van twee dieren konden geen darmen worden onderzocht, omdat deze in de buik waren geschoten. In totaal zijn van 30 van de 39 WBE’s vossen verkregen, maar van sommige WBE’s slechts een beperkt aantal.

Bij twee van de 171 geteste vossen werd de vossenlintworm gevonden. Het betrof een dier jonger dan 1 jaar en een dier ouder dan 1 jaar, beide geschoten in de maand december. De vossen waren afkomstig uit de Groningse WBE’s Westerwolde en Duurswold. De besmette vos in WBE Duurswold betekent een nieuwe waarneming van vossenlintworm buiten het bekende verspreidingsgebied. De herkomst van de onderzochte vossen en hun vossenlintwormbesmettingen, en de resultaten uit de twee voorgaande studies, zijn weergegeven in figuur 1.

De besmettingsgraad van Groningen en Drenthe samen in 2016/2017 is 1% van het aantal onderzochte vossen.  Wanneer alleen naar Oost-Groningen wordt gekeken, dan is de besmettingsgraad voor dit gebied nu 3%. Dit is minder dan de besmettingsgraad in 1998-2000 (9%), maar dit verschil is niet significant. Het kan dus ook toeval zijn. Er zijn uiteindelijk minder dieren onderzocht dan op voorhand was berekend. De belangrijkste reden hiervoor was waarschijnlijk het opkomen van vogelgriep in Nederland begin november, waardoor er tijdelijk een jachtverbod was.

Als in detail wordt gekeken naar de vindplaats van de positieve vos die ten oosten van de stad Groningen is gevonden (Figuur 2), dan valt op dat deze op slechts 8 km van het centrum van de stad is gevonden, en slechts enkele kilometers van de buitenwijken. Overlap tussen het leefgebied van de vos en recreatiegebied van mensen lijkt dus waarschijnlijk. Vossen kunnen zich immers makkelijk 10 kilometer verplaatsen. Daarmee zou de vossenlintwormeitjes ook in het stedelijk gebied kunnen komen. Daarnaast valt op te merken dat ten noorden van de vindplaats het Eemskanaal loopt, wat een mogelijk verspreiding richting het westen en noorden kan vertragen. Deze vos was de enige vos die zo dicht bij de rand van de stad Groningen is onderzocht.

De verspreiding van de vossenlintworm in Groningen blijkt beperkter dan was verwacht op basis van eerdere voorspellingen. Waarom in Limburg de vossenlintworm relatief sneller wordt verspreid en de prevalentie veel meer is toegenomen dan in Groningen, is onbekend. Dit zou mogelijk te maken kunnen hebben met voedselbeschikbaarheid (andere soorten prooi), ontwikkeling van de knaagdierpopulatie als tussengastheer, ander landschap- en/of natuurbeheer, verschillen in landbouw tussen de gebieden, een ander jachtbeleid resulterend in verschillende leeftijdsopbouw van vossenpopulaties of een andere besmettingsgraad in het aangrenzende Duitsland.

Er kan worden geconcludeerd dat er een stabiele focus is in Oost-Groningen waar de vossenlintworm persistent aanwezig is. Daarnaast is er een nieuwe waarneming buiten het bekende verspreidingsgebied van de vossenlintworm in Groningen sinds 1998-2000. De besmettingsgraad is niet significant veranderd. Jagers zijn een risicogroep voor vossenlintworm en daarom is preventie van infectie belangrijk. Naast de adviezen bosfruit (zoals bramen, bosbessen), paddenstoelen e.d. goed te wassen en liefst te koken voor consumptie, is voor jagers het advies (uitwerpselen van) vossen niet met blote handen aan te raken extra relevant. Ook het aanraken van geschoten vossen vraagt om gebruik van handschoenen. Laat geen jachthonden toe tot geschoten vossen. Daarnaast raden we in het verspreidingsgebied van vossenlintworm aan honden, die ook drager van de vossenlintworm kunnen zijn, maandelijks te ontwormen met een middel dat praziquantel bevat. Dit is zeker van belang voor jachthonden en/of honden die niet-aangelijnd buiten lopen en knaagdieren kunnen eten. De dierenarts kan hier meer informatie over geven.

Zie voor meer informatie rivm.nl/vossenlintworm

Dankzegging
Voor dit onderzoek is samengewerkt met de Wildbeheereenheden, Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (met name Paulien Niewold en Wim Knol) en jagers in Groningen en Drenthe om de vossen te verzamelen. Wij bedanken alle jagers hartelijk voor hun deelname. Wij bedanken ook het Dutch Wildlife Health Centre in Utrecht waar de secties zijn uitgevoerd, Rolf Nijsse, Paul Overgaauw en de studenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt.

Figuur 1. Overzicht van locaties waarvan vossen zijn verzameld tijdens de drie verschillende studies. Met zwarte plustekens worden de vossen onderzocht in de studie van 1996-1998 aangegeven, met blauwe driehoeken de vossen van 1998-2000 en met rode stippen de vossen van de huidige studie (2016-2017). Ieder teken is één individuele vos, waarbij de kleinste maat negatieve vossen aanduidt. Positieve vossen hebben een groter teken, waarbij de grootte van het teken aangeeft hoeveel volwassen lintwormen zijn gevonden bij onderzoek van die vos.

 

Figuur 2. Detailopname van de vindlocatie van de vos dicht bij de stad Groningen.