Aanhoudende ranavirus epidemie in Nederland



Na het vaststellen van de 1e uitbraak van het ranavirus in Nederland in het Nationaal Park Dwingelderveld in 2010, zijn de uitbraken in de periode 2011 – 2014 nader geanalyseerd. Het doel van de analyse was het verkrijgen van meer inzicht in het vóórkomen van het ranavirus, en te bepalen of er een karakteristiek beeld van de ziekte is.

Uitbraak

In deze periode van 4 jaar zijn van 52 verschillende locaties in totaal 155 dode amfibieën ontvangen en onderzocht. Op 18 locaties was de sterfte veroorzaakt door een ranavirus. Het ranavirus vormt een geslacht met meerdere virussoorten, waaronder het Common Midwife Toad Virus (CMTV) dat in Spanje voorkomt.

De nieuwe uitbraken in de periode 2011-2012 bevonden zich in eerste instantie in Drenthe en Noord‑Overijssel in de omgeving van de eerste uitbraak in 2010 (binnen een straal van 20 km). In 2013 en 2014 is ook in andere delen van Nederland sterfte door een ranavirus gevonden. Dit was in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Om te bepalen of er een verband is tussen de verschillende uitbraken (zelfde virus of niet), is voor alle uitbraken de ranavirussoort in kaart gebracht. De soort is getypeerd als CMTV-achtig: het virus lijkt op het CMTV-virus uit Spanje, maar is niet precies dezelfde. Verdere typering van het virus laat zien dat het gevonden ranavirus bij de verschillende uitbraken in Noord-Nederland tot dezelfde virussoort behoren, maar dat het virus dat in Noord‑Brabant en Limburg is gevonden, een ander type is: het virus heeft een net iets andere opbouw. Dit geeft aan dat de uitbraken in Drenthe en Noord-Overijssel met elkaar verbonden zijn. De uitbraken in Noord- en Zuid-Nederland staan vermoedelijk helemaal los van elkaar. De twee gevonden virus types zijn overigens wel aan elkaar gerelateerd en worden aangeduid met CMTV NL-groep I (Noord-Nederland) en CMTV NL-groep II (Zuid-Nederland). De beide ‘groepen’ vertonen een verschillende mortaliteit. Het noordelijke virustype lijkt een hoger sterftepercentage te hebben, dan het zuidelijke type, maar dit is slechts gebaseerd op enkele waarnemingen en moet verder worden onderzocht. Gedurende de gehele periode 2011-2014 zijn in Noord-Nederland op verschillende locaties en op verschillende afstanden van de 1e uitbraak in 2010, amfibieën doodgegaan door het virus. Dit toont niet alleen aan dat het virus nog steeds aanwezig is, maar ook dat het zich verspreid en sprake is van een epidemie.

Karakteristiek beeld

In de literatuur is een karakteristiek beeld beschreven voor dieren met een ranavirus infectie. Bij de analyse van de data is gekeken of drie vormen van weefselschade die met ranavirus-infectie worden geassocieerd, ook daadwerkelijk kenmerkend zijn voor het ranavirus. De drie vormen van weefselschade die bij de uitbraken zijn geanalyseerd, zijn: aanwezigheid van virus in de cellen (herkenbaar onder het microscoop door aanwezigheid van zogenoemde insluitlichaampjes), weefselsterfte (necrose), en schade aan de bloedvaten (rode vlekjes op de huid, bloedingen). Alleen bloedingen zijn met het blote oog (macroscopisch) te zien, de andere twee vormen van weefselschade zijn alleen microscopisch vast te stellen. Uit de analyse kwam naar voren dat het percentage dieren met bloedingen evenveel voorkwam bij dieren met als zonder ranavirus. Bloedingen zijn dus niet kenmerkend voor ranavirus infectie. De twee microscopisch zichtbare afwijkingen (aanwezigheid van insluitlichaampjes en/of weefselsterfte), werden wel significant vaker gezien bij dieren die waren ingestuurd van een locatie waar ranavirus was aangetoond dan van een locatie waar geen ranavirus was gevonden. Deze twee vormen van weefselschade kunnen dus wel als karakteristiek voor een ranavirus worden beschouwd. Uit de analyse kwam verder naar voren dat de weefselschade bij de 3 groene kikkersoorten heviger was dan bij de andere amfibiesoorten.

Ecologische betekenis

In Nederland komen 16 inheemse amfibiesoorten voor. In de periode 2011-2014 kon bij 7 soorten het ranavirus worden aangetoond, te weten bastaard kikker, meerkikker, poelkikker, bruine kikker, gewone pad, knoflookpad en kleine watersalamander. In deze periode is het virus dus zowel bij algemeen voorkomende amfibiesoorten vastgesteld, als bij een sterk bedreigde amfibiesoort als de knoflookpad. Het ranavirus kan dus een bedreiging vormen voor kleine populaties van bedreigde soorten die op slechts enkele plaatsen voorkomen, zoals de knoflookpad.

 

Bron: Investigation of Amphibian Mortality Events in Wildlife Reveals an On-going Ranavirus Epidemic in the North of the Netherlands, (2016).  Jolianne M. Rijks, Bernardo Saucedo, Annemarieke Spitzen-van der Sluijs, Gavin S. Wilkie, Alphons J.A.M. van Asten, Jan van den Broek, Roschong Boonyarittichaikij, Marisca Stege, Fleur van der Sterren, An Martel Frank Pasmans, Joseph Hughes, Andrea Gröne, Steven J. van Beurden, Marja J.L. Kik (2016). PLoS ONE 11(6): e0157473. doi:10.1371/journal.pone.0157473